Een geenmoederweekend.
Zo denk je iets van mannen te weten, zo pieker je je suf over wat met die kennis te doen, en zo helpt een kennis je onbedoeld aan een oplossing.
Een professor en museumdirecteur had m’n boek gelezen en nodigde me uit voor een kop koffie. Hij vertelde zijdelings dat hij al een jaar of tien met vrienden en kinderen op survivalweekend gaat. Geen elektriciteit, geen stromend water, en vooral: geen moeders. Wel dochters en, uiteraard, zonen.
“De energie is toch anders, zonder moeders. Alsof er dan meer kan gebeuren, ook meer mis kan gaan”, vertelde hij. Fikkie stoken, racen, heel smerig worden en, ja, af en toe een verwonding en de bijbehorende tranen. Ha, dacht ik, dat is ‘m. De ene moeder is de andere niet, idem voor vaders, maar allemaal bij elkaar zal een moederrijk weekend wellicht toch net minder ruig zijn dan een moederloos weekend.
En die ruigheid, in de vrije natuur bij voorkeur, is nou net een plek waar een kind mooie stappen kan maken in de volwassenwording. Dat het soms pijn doet, dat je soms vieze handen moet maken, dat je meer kan dan je denkt en de gewaarwording hoe fijn – maar niet vanzelfsprekend – vertrouwen en verbinding zijn. Daar bij het vuur, in het pikdonker.
De professor vertelde over dat vuur, de droppings, het keten, de ongelukjes en ook over dat z’n dochters er op een gegeven moment wel klaar mee waren. En hoe prima ook dat was. En hoe opgelucht de moeders op zondagavond waren, bij de aanblik van vieze, vermoeide, maar glimmende naasten. Die energie is ook wat waard. Een keer per jaar.
Ideeën hierover? Mail via onderstaand formulier.
Geef een reactie