“Nee, lekker bezig jongen.” Verbijsterd kijkt hij me aan. Verdrietig, vooral. Boos. Ik heb het weer gedaan. Onveiligheid gezaaid, door mijn boosheid – eigenlijk was het niet meer dan ergernis – te verpakken in sarcasme. We hadden nog zo afgesproken dat ik dat niet meer zou doen. Maar het zit zó diep.
Heel lang dacht ik dat het simpel was om een goede vader te zijn. Je levert wat je moet om je kind een veilige en liefdevolle jeugd te geven en gooit hem nog wat lekkers toe. En voor een deel is dat ook zo, tenminste, als je geen heel erge financiële, psychologische of andere problemen hebt. Maar naarmate ik me meer ging verdiepen in mijn man-zijn en hoe dat samenhing met de relatie tussen mij en mijn vader ging ik twijfelen.
Ik hoop dat al onze zoons ervan overtuigd zijn dat hun pa van ze houdt. Mijn zoon? Ja, ik zeg en bewijs het vaak genoeg. Maar tegelijkertijd ontkracht ik het ook vaak genoeg. Nooit bewust, want ik hou zielsveel van hem. Maar ik kan een cynicus zijn, die sarcastische opmerkingen maakt als zoonlief zijn kamer niet heeft opgeruimd, of naar mijn zin te lang op zijn telefoon heeft gestaard. En ik weet, één zo’n rotopmerking, met welke aanleiding dan ook, en het vertrouwen in die liefdevolle en veilige vader wankelt. Ik moet daarvoor uitkijken.
Er is nog iets wat in de weg zit tussen hem en mij. Een mannending. Er is een theorie, die ik wel aannemelijk vind, dat mannen minder noodzakelijk zijn voor het voortbestaan van het menselijk ras dan vrouwen. En dat we dat met ons meedragen. Mannen zijn minder uniek en zullen dus individueel harder moeten vechten om te overleven. Daarom maken we ons zo groot, nemen we zoveel risico’s en houden we er ook onbewust rekening mee dat we het niet overleven.
En dus weigerde mijn zoon pertinent hulp te vragen. Hoezeer we hem dat op alle subtiele en minder subtiele manieren probeerden te bieden. ‘Nee, bedankt. Hoeft niet,’ zei hij gedecideerd. Al kwam hij met zijn derde onvoldoende in de maand thuis, was de ketting van zijn fiets eraf gelopen, of was zijn passer kapot. En dat is echt niet alleen een puber-ding, dat was al veel langer zo.
In mijn boek poneerde ik daarom de volgende (boude) stelling:
Een man sterft nog liever dan dat hij zijn onmacht toont.
Vanuit zijn mannelijke aard kan hij niet over zijn hart verkrijgen om te erkennen dat hij onmachtig is. Als hij zijn schild laat zakken en zijn kwetsbaarheid toont verraadt hij zijn soort. Hoort hij er niet meer bij.
En de grap is, we zeggen het vaak genoeg. ’Hij gaat nog liever dood dan dat ik ’m help,’ en alle variaties daarop. Maar dat is, denk ik, dus een evolutionair gegeven. Niks cultureels of moreels aan. Niet echt een grap. En niet houdbaar, want we willen natuurlijk helemaal niet dood.
Hoe dit verder aan te vliegen, althans in mijn optiek, lees je in m’n boek. Met mijn zoon gaat het wel veel beter nu. Hij komt enorm in balans, voor zover we daar als puberouders zicht op hebben. Ik mag hem zelfs helpen.
Over het opvoeden van jongens verwijs ik ook graag naar het artikel How to Raise a Feminist Son, van Claire Cain Miller uit 2017. We leren meisjes tegenwoordig dat ze álle rollen kunnen pakken die willen, maar houden jongens nog steeds gevangen in het masculiene kamertje. Terwijl de maatschappij allang ‘vervrouwelijkt’ is, waarbij steeds meer draait om samenwerking, gunnen, empathie en geduld. Miller vraagt alle experts die ze kan vinden hoe we jongens feministisch kunnen opvoeden, zodat ze de boot niet missen.
De antwoorden, heel kort:
- Laat hem huilen
- Geef hem rolmodellen
- Laat hem zichzelf zijn
- Leer hem voor zichzelf te zorgen
- Leer hem voor anderen te zorgen
- Verdeel de taken
- Moedig vriendschappen met meisjes aan
- Leer dat ‘nee’ echt ‘nee’ betekent
- Spreek je uit tegen intolerantie
- Gebruik ‘meisje’ nooit als belediging
- Lees veel, vooral ook over meisjes en vrouwen
- Vier het jongen zijn
Lees het hele artikel, en pas het toe op je zoon! Ik doe m’n best 🙂
Nathan Vos
Doe tegen hem alsof het een kind van de buren is. Echt, leef je in en je spreekt zijn taal!