Een huilende Neymar, een grijnzende De Bruyne. Een sippende Epke, een juichende Daphne. Leve de sport, waar je gewoon winnaars en verliezers kunt hebben.
Daar vonden de Grieken de Olympische Spelen ooit voor uit, om de in ons woedende strijdlust op gezonde en verbroederende wijze te kanaliseren. Dáár mag je perfectionisme verwachten, dáár is het alles of niets – en zelfs dan nog komen er nieuwe Spelen.
Op Mosaicscience.com, een online magazine over gezondheidswetenschappen, las ik een artikel van redacteur Will Storr dat ik graag eerder had gelezen – het verscheen een week voor Davids overlijden. ‘The Male Suicides. How Social Perfectionism Kills’
De Britse professor Rory O’Connor, president of the International Academy of Suicide Research, legde uit. De zelfmoordoverlevers die hij onderzocht, hadden één ding gemeen. Het waren sociaal perfectionisten, mannen en vrouwen die zich spiegelden aan de rollen en verantwoordelijkheden die ze in het leven hadden. ‘Dat gaat niet over wat je van jezelf verwacht, maar om wat jij denkt dat ánderen van je verwachten. Je hebt anderen teleurgesteld omdat je er niet in slaagde een goede vader of een goede broer te zijn – wat dat ook mag betekenen.’ Een giftig zelfoordeel, aldus O’Connor, omdat het niet eens te maken heeft met wat anderen van je denken, maar met wat jij denkt dat anderen van je denken. ‘De reden dat dit zo problematisch is, is dat je daar geen controle over hebt.’
Ja, tuurlijk. Me druk maken om wat anderen van me denken. Iets wat ik helemaal niet kan weten. Dat heb jij ook, geef maar toe. En geef ook maar toe dat je eerder geneigd bent om daar het slechte dan het goede van te denken. Ik heb tenminste nog nooit iemand horen zeggen “ze zullen me we enorm aardig vinden’.
Mannen en vrouwen hebben dat natuurlijk beide, de laatste sekse misschien nog wel het meest. Maar die gooien, zo weten we, het er net zo makkelijk weer uit. Luister maar eens een telefoongesprek tussen twee vriendinnen af, ga er maar eens naast zitten in de Starbucks. Ze delen onzekerheden, projecties, vooroordelen enzovoort om die vervolgens door de ander te laten relativeren of ontkennen. Twee moccachino’s of 20 belminuten later is de mentale stand weer 0.
Wij mannen laten ons zelfbeeld evengoed afhangen van wat we denken dat de ander van ons vindt, maar hebben iets meer moeite om dat te relativeren. Want ja, daar hebben we het niet over met elkaar.
Of perfectionisme goed voor ons is, in het algemeen, valt ook nog maar te bezien. De expert in deze, Paul Hewitt, onderzocht het meer dan 20 jaar en vindt van niet. Sterker nog, het dient geen enkel doel en veroorzaakt alleen maar stress, angst, eetstoornissen, noem maar op. Hewitt onderscheidt het streven naar perfectie en het streven naar een topprestatie, zoals sporters beogen. Dat laatste kan gezond zijn, het eerste niet.
Hewitts favoriete voorbeeld is een depressieve student, die ervan overtuigd was dat hij een 10 nodig had om een bepaalde klas te volgen. De student werkte zich rot en haalde de test met een 10. Daarna was hij nog ongelukkiger dan ervoor. ‘Hij vertelde dat de 10 een bewijs vormde van wat voor mislukkeling hij was,’ aldus de hoogleraar. Want als hij de perfecte student was geweest had hij niet zo hard hoeven leren.
Ik ben allerminst een perfectionist. Voor mij werkt dat gewoon niet. Alleen op taalgebied kan ik een zeikerd zijn, maar met werk, vrienden, vakantie, familie, spullen, eten, kwaliteit in het algemeen: het is wat het is. Ook heb ik redelijk lak aan wat mensen van me vinden, omdat ik a) dat dus inderdaad niet kan weten en b) ik het een en ander heb meegemaakt (aan shit) en mijn prioriteiten ben gaan stellen. Ook bij dit mannending is er kritiek, van het kaliber ‘wie denkt deze Nathan wel dat hij is?’ Nou ja, prima. Ik weet inderdaad ook niet altijd waar ik mee bezig ben, en of dat dat goed is. Da’s ongeveer wat het leven is.
Geef een reactie