Deze column verscheen eerder bij de Volkskrant
Mijn vader kon hard werken, grapjes maken, aanwezig zijn – en ineens boos worden. Onvoorspelbaar. Soms om niets, of om iets dat ik niet begreep. Mijn eigen woede, en mijn eigen ‘nee’ slikte ik voor de zekerheid maar in, en zo leerde ik als kind te weinig over grenzen. Want daar gaat woede over: grenzen. Met het onvermogen om ‘nee’ te zeggen, kwam helaas ook dat om oprecht ‘ja’ te zeggen – want die houden elkaar in balans.
Decennia later vind ik mijn grenzen benoemen nog steeds lastig, en verschuil ik me graag achter taalconstructies als in deze alinea, waarbij ik er in bijzinnen listig omheen oreer, in dienst van een groter geheel, zonder mijn kern te raken.
Als ik ergens kan groeien, is het daar: mijn grenzen leren voelen, bespreken en tonen. En daarmee niet harder worden, maar transparanter. En als die grenzen dan een keer overschreden dreigen te worden, kan ik misschien gezonde woede tonen. Woede in contact met de ander. Dan wordt grenzen stellen niet afstand nemen, maar juist een vorm van zorgen voor mezelf.
We accepteerden lang dat woede op de werkvloer erbij hoort. Denk aan de regisseur die op de set brult, de dirigent die musici uitscheldt, of de presentator die zijn redactie afblaft.
Psychologisch onderzoek laat zien dat mensen woede, bewust of onbewust, inzetten omdat ze denken dat ze daarmee iets voor elkaar krijgen. Maar meestal werkt het averechts. Het beschadigt relaties en vermindert effectiviteit. Boze collega’s worden vaak gezien als minder competent, minder geschikt voor leiderschapsrollen.
De beste leiders bouwen geen angstcultuur. Ze bouwen aan psychologische veiligheid: een omgeving waar je fouten kunt maken, vragen kunt stellen, risico’s kunt nemen zonder afgestraft te worden. Juist daar groeien teams. Niet bij schreeuwen en controle, maar bij rust, helderheid en aandacht
Woede is in de kern een kracht, omdat het een signaal is dat een grens is overschreden. Woede kan energie geven om op te komen voor wat belangrijk is, of om anderen te mobiliseren. Maar zonder zelfreflectie, en zonder oog voor de ander wordt die kracht destructief: dan wordt het geen middel om verbinding te herstellen, maar om macht uit te oefenen.
Dirigent Jaap van Zweden werd door musici ervaren als intimiderend en vernederend. Sommigen moesten zelfs kalmeringsmiddelen slikken om de repetities aan te kunnen. Zijn woede werd zo een gemankeerde kracht en door anderen ervaren als een gebrek aan empathie en helderheid. Een net ander patroon ontvouwde zich bij collega-dirigent Pieter Jan Leusink, waar macht en woede samengingen met intimidatie. Het resultaat: persoonlijk leed, maar ook een ernstig gebrek aan veiligheid op de werkvloer.
Dit zijn geen incidenten, maar symptomen van structurele problemen in de creatieve sector, stelde hoogleraar journalistiek Mark Deuze eerder. Hij wees erop dat in omgevingen zonder duidelijke protocollen of transparantie, woede en intimidatie kunnen gedijen. Als grenzen onduidelijk blijven, ontstaat er vanzelf onzekerheid en angst. Vooral in creatieve sectoren, waar mensen zich sterk identificeren met hun werk, kan een gebrek aan kaders en duidelijkheid tot ernstige mentale schade leiden.
Toch kan schreeuwen soms functioneel zijn. Bijvoorbeeld op een afdeling voor spoedeisende zorg of bij een live televisie-uitzending, waar snelheid en duidelijkheid alles zijn. Daar kan schreeuwen tijdelijk functioneel zijn, want iedereen weet: dit gaat over snel schakelen en veiligheid, of het succes van de uitzending.
Als er maar heldere afspraken zijn en wederzijds begrip, zodat beide partijen weten wat de grenzen zijn. Dan is schreeuwen geen aanval, maar een krachtig communicatiemiddel. Cruciaal is dat het conflict daarna snel en transparant wordt afgesloten, zodat niemand achterblijft met negatieve gevoelens. Vergelijk het met ouders die na een ruzie hun kinderen geruststellen en de spanning wegnemen.
Vergelijk het ook met het sportveld, waar schreeuwen vaak een geaccepteerd onderdeel van het spel is. Coaches en spelers gebruiken luide instructies om snel informatie over te brengen. Iedereen begrijpt de context, waardoor ook (woedend) schreeuwen als effectief en niet-persoonlijk kan worden ervaren. Zelfs in kantoorsituaties kan schreeuwen acceptabel zijn, zo suggereert dit onderzoek, zoals bij een projectcrisis, zolang het ingebed is in onderling vertrouwen en daarna wordt besproken. Uw en mijn gedachten zouden maar zo richting Catshuis kunnen gaan.
Daarnaast speelt de positie van de schreeuwer een grote rol. Een oprichter of langetermijnleider heeft vaak meer ruimte voor emotionele expressie, omdat er vertrouwen en een gedeelde geschiedenis is. Maar loopt dat uit de klauwen, dan vermindert ook bij hen de effectiviteit. Een interim-manager, zoals net aangestelde CEO, daarentegen zal minder ruimte hebben, omdat de relatie en het vertrouwen nog niet zijn opgebouwd. Wie schreeuwt, moet dus goed beseffen waar hij staat en hoe zijn gedrag wordt geïnterpreteerd.
Woede is geen verboden terrein. Natuurlijk mag je boos worden. Maar liever pas als je je grenzen diep hebt onderzocht, als je jouw ‘ja’s’ en ‘nee’s’ hebt doorvoeld en ze voorspelbaar zijn geworden voor jezelf en je omgeving. Dan kan woede een duidelijk en effectief signaal zijn – niet als wapen, maar voor de helderheid. En loopt het toch uit de klauwen? Dan is dat een teken dat je opnieuw met je grenzen aan de slag moet. De eerste stap: neem afstand, adem en check bij jezelf: wat raakte mij precies?
Ik heb best een woedeklus te klaren. Door mijn woede, mijn grenzen, ‘mijn nee’, niet meer voor mezelf verhullen maar verhelderen, en mijn lijf me daarin laten gidsen. Grenzen stellen wordt zo niet koud en afstandelijk, maar warm en zorgzaam. Want naast die harde ‘nee’ komt die harde ‘ja’. Die zegt: dit is wie ik ben, dit is wat ik kan geven, dit is wat ik wil, en hier houdt het op. Ooit kon mijn kleinere ik dat niet aan. Maar ik kan het nu alsnog geven.

Plaats een reactie