Zing om jezelf ruimte te geven, om imperfect te mogen zijn, om je te laten raken

Dit artikel verscheen eerder, gewijzigd, op de site van De Volkskrant.

Opstandingskerk, Monnickendam, 24 mei, ongeveer kwart over een. De alten en de sopranen, de vrouwen, schuiven opzij voor de tenoren en de bassen. Dus ook voor mij, als ik me met zeven mannen zet tot een onbekend juweeltje van John Lennon. Het is de eerste keer dat we het driestemmige ‘Yes It Is’ uitvoeren, en dirigent Veronique maant ons vriendelijk om meer expressie te tonen.

Er is weinig dat de laatste jaren zo heilzaam op mijn lijf en ziel werkte, als de bas zingen in het koor ‘Beatles op Maandag’,  alweer een maand of dertig lang. Ik bleek best te kunnen zingen, ik bleek behoefte te hebben om te leren, om me anders uit te drukken dan normaal en om samen te voelen, te doen, te presteren en te vieren. Want we brachten het er puik vanaf op de Monnickendamse korendag. Ik teer er nu nog op.

Het is een vraag die me bezighoudt. Waarom zingen wij mannen vaak pas als we zes bier op hebben, in het stadion staan, of met een microfoon in de karaokebar? Waarom gunnen we onszelf vaak pas een stem als het niet meer serieus hoeft, als er ruimte is voor ironie, plagerij, of over-de-top gedrag? Waarom geven we onze keel alleen de vrije teugel als we op safe denken te spelen?

Mijn Beatles-koor is half gepensioneerd en half niet, mannen en vrouwen door elkaar. Na een paar weken meezingen merkte ik: zingen is raken én geraakt worden. Zingen is niet zomaar geluid maken. Het is afstemmen, luisteren, aannemen, groeien, de goede plek innemen. En het bleek: nieuwe betekenis vinden door samen te klinken, in het moment zelf. En zo werd het meer dan een hobby. Samen zingen werd een leerschool in kracht door kwetsbaarheid, en in autonomie versus verbinding. Precies datgene waar zoveel mannen in tegenaan kunnen lopen.

Want wat levert zingen eigenlijk op? De wetenschap is helder. Studies van Bailey en Davidson (2005) laten zien dat koorzang helpt om stress te reduceren, doordat het ademhaling verdiept, spierspanning verlaagt, en de productie van endorfines stimuleert. Clift en Hancox (2010) toonden aan dat samen zingen een gevoel van sociale verbondenheid versterkt, cruciaal voor emotioneel welzijn.  Maar ook individueel zingen, zo blijkt bijvoorbeeld uit overzichtsartikelen op Healthline (2020), kan stress verlagen, de ademhaling verbeteren en cognitieve functies stimuleren — en het maakt extra verschil als je liedjes zingt die voor jou betekenis hebben, zelfs als je alleen bent.

Maar ons koor heeft altijd een mannentekort, en een wachtlijst voor vrouwen, en daarin zijn we niet uniek. Mannen laten zich misschien horen in de kantine, de kroeg, of het stadion, maar zelden daarbuiten. Ze zingen vaak pas als ze dronken zijn, als niemand het serieus hoeft te nemen. Waarom? Omdat er niets kwetsbaarders is dan jij en je stem. Je stem klinkt zoals hij klinkt: en dat kan best onvast, schel, schor, zacht, breekbaar zijn. Daarin ben je niet de succesvolle baas, de lollige vriend, de stoere sporter, maar gewoon jij.

Ik weet nog goed hoe ongemakkelijk ik me voelde toen ik me opgaf. Wat als ik vals zing? Wat als ik niet op tijd inzet? Wat als mijn stem wegvalt? Maar daarin zat de les. Want zingen gaat niet om perfectie. Het gaat om meedoen. Het gaat om aanwezig zijn. Samen met anderen je stem laten horen, niet om indruk te maken, maar om ruimte te geven aan alles wat binnenin zit. Als je een koor met professionele ambitie zit is dat natuurlijk anders, maar daar waag ik me niet aan.

Er zit een paradox in: mannen hunkeren net zo goed naar verbinding als vrouwen, maar kiezen vormen die die verbinding vermijden. Ze lossen op, ze maken grapjes, ze drinken, ze doen mee aan competitietjes  – maar laten zelf zelden iets toe dat onbeschermd is, zonder rol, zonder maskers. Zingen is een van de weinige dingen waarin dat kan, omdat het een spelvorm is die tegelijk bloedserieus is. Je kunt het niet faken. Je kunt je stem niet photoshoppen. Je kunt hem alleen maar laten horen, en hopen dat hij landt.

Ik heb in dit jaar, toen ik begon met zangles, iets ontdekt dat ik iedereen, maar zeker mannen, zou gunnen. Het belangrijkste dat juf Suzanne me leerde: er zijn zoveel manieren om je stem te laten klinken, zoveel manieren om dat te trainen. Ik leerde hoe ik anders kon ademen, hoe ik kon spelen met woorden, noten, stiltes, met volume, vibrato of twang, het bleek allemaal in me te huizen  Zingen werd een oefenterrein voor zelfexpressie en veerkracht, een manier om mezelf te ervaren buiten de rollen waarin ik zo makkelijk kan schuilen.

Vrouwen doen dat zo veel makkelijker, zo zag ik een week voor Monnickendam in de Arnhemse concertzaal Musis Sacrum.  Op het podium de twee mooie Canadese kerels van Choir!Choir!Choir, die ons meerstemmig van alles lieten zingen. Nog geen tiende van de zaal bestond uit mannen, om me heen zag ik vooral gretige vrouwen, ook wat moeders en dochters, die er naar leken te snakken om zich te tonen, om zich samen te laten horen, in perfecte of imperfecte harmonie.  De beloning kwam: tranen van euforie, een soort volledige fysieke vervulling voor, na en vooral tijdens de apotheose, onze zinderende uitvoering van Leonard Cohen’s ‘Hallelujah’. Ook die veertig, vijftig mannen leken kilo’s leed lichter. Ik wel, in ieder geval.

Wat zou er gebeuren als mannen minder lallend hun stem de wereld in slingeren, maar dat ook doen als ze elkaar vriendelijk in de ogen kijken? Wat als zingen niet alleen iets is dat mag als niemand luistert, maar iets wordt dat mag omdat het goed is voor jezelf? De wetenschap geeft de richting al aan: zingen helpt bij stressreductie, bevordert sociale verbinding, vergroot zelfvertrouwen, en biedt een krachtige uitlaatklep voor emoties.

Half april stond ik er alleen voor, zonder mannen, zonder koor, zonder extatische vrouwen naast me, voor driehonderd man publiek. Mijn zangschool organiseerde  een voorzingavond en ik, niet gehinderd door podiumangst, had me opgegeven.  ‘Anthem’, ook van Leonard Cohen. Goed te zingen met mijn bariton, van een van mijn muzikale helden en met een refrein waarvan bijna iedereen de laatste twee zinnen kent. Ring the bells that still can ring. Forget your perfect offering. There is a crack in everything. That’s how the light gets in.

De zaal keek naar mij, en ik keek terug, en legde uit dat Cohen tien jaar geschreven had aan de tekst, en dat die tekst helaas zeer actueel was. Dat we, dan maar, met wat er nog rest, loslatend wat we ooit wilden, moeten blijven strijden voor het goede. En dat dat vroeg of laat een beetje zin heeft.

‘Anthem’ als tegenpool van het idee dat mannen het allemaal moeten weten, kunnen en controleren, dat ze hard en onaantastbaar moeten zijn. Want werkelijkheid willen we allemaal geraakt worden, en anderen te kunnen mogen raken. Ik weet niet of ik iemand raakte, daar in het zaaltje in Amsterdam-west, en later in Monnickendam, maar ik weet wel dat ik zelf geraakt werd. Door stem te geven aan mezelf, en me tegelijkertijd naast de ander te plaatsen.

Zing. Misschien is het nog vals, desnoods zacht, desnoods aarzelend. Maar zing. Niet pas als je zes bier op hebt, niet pas als de kroeg donker is, niet pas als je zeker weet dat je niet uitgelachen wordt. Zing omdat het je toegankelijker maakt, menselijker, en dichter bij je kern brengt. Zing omdat het een oefening is in liefde, niet in angst. Daar hebben we al genoeg van.

Plaats een reactie

Maak een website of blog op WordPress.com

Omhoog ↑