Hoe mannen elkaar wél kunnen zien
Dit artikel verscheen 26 mei in de Volkskrant
Een voormalig slachthuis vlakbij de Utrechtse Dom. Zeventien mannen, elkaar onbekend, zijn net begonnen aan een driedaagse workshop over kracht. De eerste oefening, nog voor het namenrondje: richtingloos door de ruimte lopen, en bij een seintje stil blijven staan voor de man het dichtst bij je. Ga recht tegenover elkaar staan en kijk elkaar aan. Geen praatjes. Even ongemakkelijk, voor allebei, maar dan zakt de adem, verzacht de blik, en begint het contact.
Een paar weken eerder had ik iets soortgelijks meegemaakt, tijdens een dag stembevrijding voor mannen. Ook daar begonnen we met rondlopen, stilstaan en een vreemde ontmoeten. Maar toen zong ik mijn eigen naam. Daarna zong hij mijn naam terug, en ik weer de zijne. En in alle vier de ontmoetinkjes zongen we onze namen een paar keer, net even anders, als ware om er aan te proeven. Naar de ander toe, en die ander weer terug. Elke keer net anders. Vreemd, maar ook verhelderend. Even leek ik echt te bestaan. En hij ook. In elkaars ogen. Niet niks.
Als er iets is wat ik daar heb gevoeld, is het dit: contact maken is geen bijzaak. Het is een levensvoorwaarde. Zeker voor mannen die hun plek willen vinden – niet boven, niet onder, maar naast en tussen anderen.
Te laat
In 2023 overleden 1943 mensen in Nederland door suïcide. Een stijging van 7,6 procent. De grootste toename was onder jonge vrouwen, vooral tussen de 20 en 29 jaar. Maar tegelijk blijven mannen van middelbare leeftijd – tussen de 40 en 70 jaar – de groep met het hoogste absolute aantal zelfdodingen. Mannen die vaak pas worden gezien als het misgaat. Als het te laat is.
Op 20 mei was het tien jaar geleden dat mijn broer David overleed. Hij had het zwaar op zijn werk, al wist niemand hoe zwaar precies. Hij bleef lang functioneren, bleef loyaal, liet weinig los. Tot hij het niet meer kon dragen: tussen zijn ziekmelding en overlijden zat nog geen twee maanden. Sindsdien probeer ik, met anderen, te begrijpen wat die mannelijke stilte is, waar die vandaan komt en wat er nodig is om haar eerder te doorbreken.
Tegen die achtergrond is het hoopvol dat het Strength-project – een groot, meerjarig onderzoek van 113 Zelfmoordpreventie en het Trimbos-instituut – doorgaat. Het is de meest serieuze poging tot nu toe om te begrijpen waarom mannen in deze leeftijdsgroep zo vaak uit beeld raken. Ik ben er zelf niet inhoudelijk bij betrokken, maar het voelt als een indirect gevolg van het werk dat ik sinds Davids dood ben gaan doen: schrijven, spreken, filmen, luisteren – en zo ruimte maken voor wat anders ongezien blijft.
In de oorspronkelijke opzet van Strength zou een bestaande interventie op de werkvloer worden getest, maar dat bleek in de praktijk onhaalbaar. Verschillende bedrijven toonden interesse, maar haakten uiteindelijk af – vanwege tijdsdruk, interne veranderingen of
simpelweg omdat het niet goed paste. Dat was jammer, maar ook leerzaam. Want het zegt iets over het systeem waarin bijna alle mannen zich dagelijks bewegen: ingericht op prestatie, niet op nabijheid.
Erkenning
Werk is doorgaans gericht op oplossingen. Op analyse, op controle, op productie, op groei. Maar iemand in mentale nood heeft niet in de eerste plaats een oplossing nodig. Die heeft erkenning nodig. Iemand die het uithoudt bij je ongemak. Die niet wegloopt als je stilvalt. Die naast je blijft staan, ook als het even niet klopt.
Op de werkvloer kun je zulke vragen niet tussen neus en lippen door stellen. Daar is begrensde ruimte voor nodig. Vertrouwen. En een vorm van intimiteit die we in veel organisaties niet oefenen. Niet omdat we het niet willen, maar omdat we het niet geleerd hebben. Mannen raken dat vaak kwijt op de weg naar volwassenheid, en het wordt ze zelden teruggegeven.
De vervolgoefening in Utrecht raakte me daarom. Een voorstelrondje, maar zonder functietitel of thuissituatie. Alleen dit: ‘Ik ben Nathan, rechts van me zit Pim, links van me zit Hubert, en ik ben Nathan.’ En zo door. Hoe eenvoudig is het om jezelf letterlijk tussen de anderen te plaatsen, en jezelf daar nog eens te erkennen. Niet boven de ander, niet onder. Dat is waar contact begint. Op contact volgt hechting. En op hechting volgt verantwoordelijkheid. Dat – hoe onwennig ook – vinden wij mannen prettig. En zo droegen wij elkaar door die drie dagen heen.
Ruimte maken
Misschien kunnen we dat vaker doen: de stilte vóór het verhaal er laten zijn. Niet om trauma op te rakelen, maar om ruimte te maken voor wat zich anders vastvreet in de rug, de kaken, de borst. Wat het Strength-onderzoek bevestigt – en wat de cijfers van het CBS blijven onderstrepen – is dat mannen minder snel praten, minder vaak hulp zoeken, en dus ook minder vaak geholpen worden.
Het goede nieuws is dat het onderzoek doorgaat. Niet langer met één vaststaande interventie, maar met meer ruimte voor wat mannen zelf aangeven nodig te hebben. Werkend en niet-werkend, wit en niet-wit, jong en ouder. Het helpt ons te begrijpen hoe preventie eruit kan zien als die niet top-down wordt opgelegd, maar van binnenuit begint. Zoals die blik van de eerste man tegenover me, met z’n baard, z’n spieren, z’n leren armbanden en tatoeages, die sneller verzachtte dan ik had verwacht – en bleef.
Praten over gedachten aan zelfdoding kan bij 113 Zelfmoordpreventie. Bel 0800-0113 of 113 voor een gesprek. U kunt ook chatten op 113.nl.

Plaats een reactie