Tien jaar

Vandaag is het precies tien jaar geleden dat mijn broer David een einde aan zijn leven maakte. Er is voor mij dus een voor 20 mei 2015 en een na 20 mei 2015. Veel liever dan alles wat er sindsdien is gebeurd in mijn leven, ook hetgeen ik zelf bereikt heb, had ik hem nog als mijn broer willen hebben. Lief, zorgzaam, rustig en evenwichtig als hij was.

Ik weet wat u nu denkt. Zoveel evenwicht, rust, zorg en liefde zal er dan toch niet geweest zijn, tenminste niet richting hemzelf. Nee, dat denk ik ook niet. Aan de buitenkant ja, maar wat moet er bij hem van binnen allemaal gewoed hebben?

Nadat ik na een jaar of wat opgekrabbeld was – hoewel ik na een week al weer aan het werk ging en dat best volhield – ging ik die vraag proberen te beantwoorden. In de eerste plaats voor mezelf, om niet achter blijven met een mysterie, en in de tweede plaats voor mannen als mezelf en David. Blijkbaar hadden wij niet per se verslavingen, scheidingen of financieel drama nodig om in een uitzichtloze put te belanden.

En al was de directe aanleiding van Davids overlijden misschien pech, tekortschietend medicatiebeleid en onvoldoende psychische begeleiding, bij mij begon er te dagen dat ik ook moest graven in het man-zijn zelf. In zijn lotsbestemming. Want mannen pleegden, in vergelijking met vrouwen, al zolang er statistieken waren, veel en veel vaker zelfdoding, stierven gemiddeld jaren eerder, zaten zoveel meer aan de onderkant van de maatschappij, in gevangenissen, onder de brug. Plus honderden oorlogen, waar je als je man pech had, je op je achttiende (of eerder) geen rijbewijs of kratje bier kreeg, maar een enkeltje kannonnenvoer in naam van de koning.

Na het gemis van David werd ik het meest geraakt door de constatering dat niemand hier een ene moer om gaf. Ja, als het je eigen naaste vriend was. Maar in het algemeen: wat er ook aan emancipatie en vooruitgang bereikt is, het leven van een man lijkt niet zoveel waard als dat van een vrouw. Biologisch logisch, de species mens overleeft het vooralsnog, maar ik bespeurde vooral dat precies dat besef van overbodigheid, van het leven nooit de baas kunnen zijn, mannen tot razernij kon en kan drijven.

Omgezet in ambitie leidend tot vooruitgang, innovatie, moderniteit, maar ook tot een zucht naar macht, naar controle, naar proberen toch onsterfelijk te worden. Waar dat toe leidt zien we elke dag op het nieuws. Wat we niet zien en zagen – ik niet tot tien jaar geleden – is dat de meeste mannen niet winnen. En dat die mannen wel eens kunnen denken het leven een wedstrijd was en dat ze verloren hebben. Van het leven, hoe zich dat ook mag manifesteren. En dan in eenzaamheid kwamen, en in schaamte, en misschien nooit aangekeken woede, verdriet en vooral angst. Want die waren nooit welkom, zo had de man het niet geleerd. David ook niet.

Ik schreef, filmde en sprak erover, en daarbij leerde ik veel  – en blijf ik alsmaar leren. Hoe als man mens te worden?  Hoe uit oude, schadelijke patronen te stappen,  hoe mijn levensenergie te pakken te krijgen, hoe contact te maken met wat er van binnen speelt, om zo beter te kunnen dealen met wat er van buiten komt? Een paar simpele oplossingen dienden zich alvast aan. Meer met de mannen zijn. M’n lijf raadplegen, en ook koesteren dus, als belangrijkste raadgever.

En: mijn familiesysteem eren. Wat er ooit gebeurd mag zijn, het gaat pas echt vliegen, of stromen zo je wilt, als ik mijn nest in liefde heb kunnen loslaten. Om er dan ook weer thuis te komen. Daarom was ik zondag bij mijn moeder. Elke keer als we het samen weer hebben gehad over hoe het was, hoe dingen nu eenmaal gingen, en ook kunnen uitspreken waar we blij mee waren en waar er gemis was, komt er wat rust in me.  Helderheid.

In een andere helderheid schreef ik de dag ervoor dit gedicht. Voor David, voor mij, voor mannen, voor vaders, voor de anderen en ook voor Gaza. Wij mannen mogen herkansen, we kunnen het, en we moeten het.

Plaats een reactie

Maak een website of blog op WordPress.com

Omhoog ↑